Ik had alles verwacht. In ieder geval veel pijn.

Maar dat het zo’n nachtmerrie zou worden, had ik nooit kunnen bedenken. 

Na een zorgeloze zwangerschap werd ik op een maandagnacht, twee weken voor mijn uitgerekende datum, ineens ziek: spugen en buikpijn. Die avond hadden we gebarbecued, dus we dachten dat het daarvan was. Na die nacht voelde ik me enigszins weer goed. Maar een paar dagen later voelde ik me weer misselijk en had ik pijn in m’n rug en buik. Die donderdag had ik controle en m’n bloeddruk was te hoog, maar er zat geen eiwit in m’n urine. ”Voelt u een strakke band om uw buik en rug, mevrouw?” “Nee, zei ik, dat is het niet.” ”Hmm, dan is het geen zwangerschapsvergiftiging,” zei de verloskundige. “Oké, gelukkig,” dacht ik. Ik moest wel even aan de monitor om te kijken of m’n bloeddruk zou zakken. M’n bloeddruk zakte en ik mocht weer naar huis. Slapeloze nachten werden het. Die zaterdag hield ik het niet meer van de pijn. Op advies van de verloskundigenpraktijk heb ik de hele avond en nacht onder de warme douche gezeten en mezelf volgestopt met paracetamol. Ook is de verloskundige nog langs geweest. “Misschien is het al aan het rommelen, ik zie nog geen verdere opening van de baarmoedermond of enige ontsluiting. Je kunt of naar het ziekenhuis komen, zodat je een keer goed kunt slapen, maar dan krijg je wel morfine toegediend. Óf je kiest ervoor om thuis te blijven met paracetamol, een warme kruik en een warme douche.” 

Dat laatste koos ik. Nooit dat ik me vol liet spuiten met dat spul, mét mijn baby in mijn buik! De dagen erna werd het minder, maar voelde ik me nog steeds niet top. Die donderdag (drie dagen voor mijn uitgerekende datum) moest ik weer op controle. Ik werd daar weer ongelofelijk ziek. En dat is misschien mijn “geluk” geweest. Ik werd opgenomen op de zwangerenafdeling in het ziekenhuis. Ik had zoveel pijn en nog 0 ontsluiting, dat ik die nacht toch een morfinespuit heb gehad. Het kon me ineens niets meer schelen, als de pijn maar weg was. Ik voelde me hemels. Voor ik het wist, viel ik weg en was ik vér weg.

De volgende dag zouden ze de bevalling gaan inleiden. Om 07:00 uur heb ik het eerste pilletje gekregen om de weeën op te wekken. Ik voelde me beter en de eerste echte weeën begonnen. Verrassend genoeg kon ik ze heel goed aan. Helaas schoot het niet op en moest er een ballonnetje geplaatst worden om de ontsluiting te vorderen. En heláás werd de tengere, vrouwelijke arts van die nacht vervangen door een mannelijke arts van twee meter lang! Inclusief 3x zo grote handen.

Maar goed. Na het ballonnetje had ik al 4 cm ontsluiting. Dat ging goed. De weeën kon ik goed opvangen en ik heb ‘s avonds zelfs nog vermakelijk tv liggen kijken

In de loop van de avond/nacht ging het bergafwaarts. De ontsluiting vorderde niet, ik kreeg koorts en mijn bloedwaarden zakten. Ik werd overgebracht naar de verloskamers. Iets wat zich blijkbaar al twee weken aan het ontwikkelen was in mijn lichaam (achteraf gezien en niet tijdig opgemerkt door mijn verloskundigen) en waar ik al die tijd voor vreesde, werd nu vastgesteld en gediagnosticeerd: ik had zwangerschapsvergiftiging. Ook wel HELLP genoemd. Ik denk dat er op een gegeven moment wel acht draden aan mijn lijf hingen. Het ging niet goed. Ik had het bloedheet en ik voelde me eerder dood dan levend. De weeën trok ik niet meer. Ik had er simpelweg geen kracht meer voor. Ik wilde een ruggenprik. Gelukkig kon dat nog. Even luchtte het op, maar de pijn in mijn bovenrug bleef overheersen. Vanaf toen ging alles aan me voorbij, als een grote waas. Ik kon alleen maar in de hand van mijn man knijpen en gebaren dat ik wilde drinken. Het enige heldere moment wat ik toen nog had, was tijdens het breken van m’n vliezen. Die braken spontaan. Dat was een bijzonder moment.

Zaterdag 4 mei 2019. In de ochtend had ik nog maar 6 cm ontsluiting. Met mij ging het slecht, maar de baby moest ook goed in de gaten gehouden worden. Ze maakten twee krasjes op zijn hoofdje om zijn bloedwaarden te checken. Om te kijken of het nog goed met hem ging. Dit lukte niet heel goed, dus liep de baby ook gevaar. Na (mijn gevoel) het tientallen keren te hebben geprobeerd, werd er dan eindelijk besloten om een spoedkeizersnede uit te voeren. Ik weet nog dat ze om mijn toestemming vroegen, maar ik kon niets. Alleen knikken. Mijn man bevestigde onze wens. Dit was geen doen meer. Ein-de-lijk, dacht ik.

Ik werd weer overgebracht naar de anesthesie voor de ruggenprik. De operatie bleek niet zonder gevaar te zijn. Een normaal mens heeft normaal tegen de 200 bloedplaatjes, maar ik had er nog maar 20. Dat betekent dat er problemen zouden kunnen ontstaan bij het stollen van mijn bloed en er een hoge kans is op een interne bloeding.

Ondanks dat, werd het wel een “gentle sectio” en kon ik meekijken als ik dat wilde.

Daar lag ik dan. Op de operatietafel. Ik voelde geduw en getrek in mijn buik. ik keek niet. Mijn man stond naast me. Eindelijk kwam ons kindje ter wereld om 10:32 uur. Bijna 28 uur na het opwekken van de weeën.

Hij werd vanuit mijn buik meteen overgedragen aan de arts. Hij moest wat hulp krijgen met ademen. Ik kon de kracht nog net vinden om schuin achter me te kijken. Naar mijn mannetje. Ineens leek het alsof ik naar mezelf keek. En weer naar onze zoon. Mijn lichaam was nog zwak. Op dat moment dacht ik: “ik ga het niet redden. En mijn zoontje ook niet.” Het leek wel op een bijna-dood-ervaring.

Het enige wat ik kon denken was: “kom op! Vechten! Je kunt nu niet doodgaan, je hebt net een kindje gekregen!” 

Nadat onze zoon in orde was, werd hij op mijn borst gelegd. Ik kon er niet goed bij en het enige wat ik uit m’n mond kon krijgen was: “Ik wil hem een kusje geven.” Eindelijk was daar het contact waar ik zo naar had verlangd. Mijn baby, op mij, bij mij, bij zijn moeder, waar hij hoort. Toen hij even op mijn borst lag, werd ik weer heel misselijk en begon ik te shaken. Ik rilde en beefde. Het hield niet op. Ik kon ons zoontje niet langer meer op mijn borst verdragen. Ze haalden hem weg en brachten hem naar de moeder-kindafdeling samen met mijn man. Ik werd naar de verkoeverkamer gebracht en kreeg een waterijsje en wat medicatie tegen het trillen. Toen het getril wat over was en na mijn waterijsje (die nog nooit zo lekker heeft gesmaakt), had ik enigszins vertrouwen dat het goed zou komen. 

Eenmaal op de afdeling bij mijn man en onze zoon, voelde het compleet. Maar het was zwaar. Fysiek en emotioneel. Natuurlijk werd hij direct bij me gelegd en aan de borst gelegd. Maar zelf kon ik niets. Ik lag aan het infuus, had een katheter en drain en mocht niet uit mijn bed. Buiten het voeden lag hij naast mij in een warmtebedje. Ik kon hem zien, maar dat was het ook. Ik kon niet eens het speentje terug in zijn mondje doen, wanneer hij huilde. Ik moest op de knop drukken wanneer ik hem wilde vasthouden. Hem verzorgen kon ik niet. Niet hem voor de eerste keer in badje doen of hem vasthouden bij zijn hielprikje. Dat vond ik heel erg

Ik vond het heerlijk als hij ‘s nachts bij me mocht liggen. Eindelijk kon ik dan zijn moeder zijn die hem troostte en veiligheid kon geven.

Voor het verwerken van de “bevalling” had het ziekenhuis georganiseerd dat het moment van de keizersnede gefilmd kon worden. Deze film heb ik twee dagen na mijn bevalling bekeken, samen met een verpleegkundige. Met hem kon ik praten over mijn emoties gedurende de bevalling en welke emoties het filmpje bij mij oproepen. Dat was erg fijn. Ik kan het nu kijken wanneer ik wil. Maar ik heb het filmpje thuis pas één keer bekeken. Lichamelijk was ik snel hersteld, maar emotioneel gezien ben ik het na vijf maanden nog aan het verwerken. Tv-programma’s die te maken hebben met bevallingen kan ik nog niet goed aanzien. Vooral bevallingen die vlekkeloos gaan. Bijvoorbeeld wanneer een moeder haar kindje zelf mag aanpakken en meteen op haar borst mag leggen. “Waarom zij wel, en ik niet?!”


Maar al met al ben ik een gezegend mens. Vier dagen na mijn bevalling, mochten we het ziekenhuis samen verlaten. Ik leef nog en mijn zoontje leeft nog. Hij is gezond en dat is het allerbelangrijkste! Mijn man zegt altijd: “Niet achteruit kijken schat, maar vooruit!” En zo is het. Ik doe in ieder geval mijn best.

Vorige
Vorige

Plan B: spoedkeizersnede

Volgende
Volgende

Trots op mijn lichaam